Hubertus wordt rond 656 geboren in Aquitanië, als zoon van Bertrand, hertog van Gascogne. Naar het gebruik van die tijd wordt hij schildknaap aan het hof van koning Theodorik III, die hem de graventitel schenkt. Als hij het mikpunt wordt van plagerijen van de jaloerse hofmeier Ebroin trekt hij naar Herstal aan de Maas, waar hij een onderkomen vindt bij zijn roemruchte neef hertog Pepijn.

Volgens het verhaal geniet hij ten volle van het weelderige wufte hofleven en vooral van de wilde, onstuimige jachtpartijen in de wouden van de Ardennen, zonder zich om God of gebod te bekreunen. Zijn vorst bewerkstelligt voor hem een huwelijk met Floribane, enige erfdochter van Dagobert, graaf van Leuven, om hem vaster aan het hof te verbinden.

Legende
Hubertus wordt in de legende onsterfelijk als een ruige en hartstochtelijke Ardennenjager. Als hij eens de Goede Vrijdag schendt door toch op jacht te gaan, verschijnt aan hem na een lange en afmattende tocht een hert, trillend op zijn ranke poten, een glorierijk kruis stralend tussen zijn gewei. Hubertus lijkt door de bliksem te worden getroffen. Met gebogen hoofd rijdt hij weg uit het woud, naar bisschop Lambertus die hij tot zijn leidsman kiest. Hubertus trekt zich terug in gebed en afzondering.
Kort na zijn bekering sterft zijn vrouw bij de geboorte van hun zoon Floribertus. Bisschop Lambertus sterft als strijder voor de onontbindbaarheid van het huwelijk onder de werpspies van een sluipmoordenaar.

In 705 volgt Hubertus hem op als bisschop van Tongeren en Maastricht, waarbij in hem een intens verlangen naar het martelaarschap groeit. Volgens de hagiografen (schrijvers van heiligenlevens) vinden zijn zelfkastijdingen in de Lage Landen hun weerga niet. Hij wordt de grote bekeerder van heidenen uit Brabant, Taxandrië en uit het diepste van de Ardennenwouden.

Nog volgens de legende krijgt hij herhaaldelijk visioenen waarin God hem vraagt om het lichaam van zijn voorganger naar het toen nog bescheiden dorpje Luik over te brengen, waarop Hubertus ook zijn bisschopszetel verhuist.

Mirakels
De mirakels blijven niet uit: op een dag blust hij met een simpele zegening van zijn hand een brand die de bisschoppelijke residentie dreigt te verwoesten. Op een andere dag zorgt hij ervoor dat de volledig uitgedroogde Maas opnieuw vol water staat en bevaarbaar wordt. Een derde mirakel doet zich voor als een man, door hondsdolheid aangetast, de kerk binnenstormt met het schuim op de lippen en paniek zaait onder de gelovigen. Hubertus treedt kalm op de zieke man toe en geneest hem ter plekke.

Aan het einde van zijn leven gunt hij zich opnieuw wat ontspanning bij de visvangst. Bij een boottocht op de Maas doet zich een fataal ongeval voor. Hij helpt een van zijn dienaars iets aan het vaartuig herstellen, waarbij de man met een hamer op een van Hubertus’ handen slaat en vijf vingers breekt. Toch vaart Hubertus de volgende dag opnieuw uit. Bij een rukwind slaat zijn bootje om en slaagt hij erin zich aan de rand vast te houden met zijn zwaar gewonde hand.

Bij zijn thuiskomst begint zijn hand stevig te etteren en hij krijgt koorts die drie maanden aanhoudt. Dan verschijnt in een visioen een engel die hem een beeld van een basiliek toont met de woorden: "Deze woning schenk ik u opdat ge ze tot in de eeuwigheid zoudt bezitten".

Hij blijft nog een jaar zwaar ziek waarbij hij niet gespaard blijft van de ergste pijnen. Op 30 mei 727 sterft hij, nadat hij nog het Credo en het Pater Noster heeft gebeden. Zijn lichaam wordt begraven in de kerk van de Heilige Apostelen in Luik, op een plaats die hijzelf heeft uitgetekend. Zijn zoon Floribertus volgt hem op als bisschop van Luik. Wanneer zijn graftombe 16 jaar later (op 3 november 743) wordt geopend voor verheffing van de relieken bij zijn officiële heiligverklaring, blijkt het stoffelijk overschot ongeschonden.

Relikwieën
Op 30 september 825 worden de overblijfselen van de Heilige Hubertus overgebracht naar Andage waar de eerste kanunniken volgens de legende door een tussenkomst van de hemel zich een eeuw eerder midden in de bossen hadden gevestigd. In 817 stelt de toenmalige bisschop van Luik, Walcaud, vast dat de geestelijken weinig invloed uitoefenen en hij vervangt hen door Benedictijnen.

Om de bevolking te troosten voor deze strenge verandering en om de toekomst van de nieuwe stichting te verzekeren, schenkt hij hen de relikwieën van Hubertus. Andage wordt omgedoopt tot Saint-Hubert en wordt zo goed als onmiddellijk een pelgrimsoord. De jagers schenken de Heer Saint-Hubert de eerstelingen van hun klopjachten.
De heilige wordt vooral aanroepen om mensen en vee te beschermen tegen dolheid, een zeer geduchte plaag. Tot de Franse geleerde Pasteur in de vorige eeuw zijn beroemd geworden entstof samenstelt, komen zieken van heinde en verre naar Saint-Hubert om zich van hondsdolheid te laten genezen.

Ze krijgen van de pastoor een kleine insnede in het voorhoofd, waarin een relikwie moet worden bewaard. De zieke moet dan gedurende negen achtereenvolgende dagen een zwarte band rond het hoofd dragen. Sint-Hubertus wordt ook aanroepen tegen beten van ongedierte en reptielen.

Vandaag wordt het stadje Saint-Hubert in de provincie Luxemburg volledig overheerst door de imposante basiliek van Sint Hubertus die dagelijks een massa toeristen en hedendaagse pelgrims lokt. Door oorlogen en omwentelingen is het stoffelijk overschot van de Heilige Hubertus intussen spoorloos. Er wordt nog altijd naar gezocht. In afwachting heeft koning Leopold I meer dan 100 jaar geleden een praalgraf geschonken aan de basiliek van Saint-Hubert. In een altaar in een zijbeuk van de kerk wordt wel een relikwieschrijn met de resten van de Heilige stool van Hubertus bewaard. Het schrijn is in 1873 door het bisdom Luik geschonken en bevat ook de relikwieën van de Heilige Lambertus en de Heilige Floribertus.

Bron: www.st-hubertus.nl